Autohelm, Raytheon en Raymarine zijn gelukkig compatable met SeaTalk. Dus kunnen deze instrumenten onderling communiceren. Ideaal als alles Autohelm ST50 is maar er is 1 instrument defect.
Je hoeft dan niet in 1 keer alles te vervangen, alleen een Raymarine ST60+ Plus instrument plaatsen en klaar. Je kan zelfs de diepte gever laten zitten.
Als je de SeaTalk gegevens van de Autohelm set op de Raymarine instrumenten wilt zien (bijvoorbeeld diepte op een plotter) dan moet de voeding/data kabel vanuit het Raymarine ST60+ instument worden aangesloten op het SeaTalk netwerk.
De Raymarine ST60+ en Autohelm ST50 hebben verschillende connectoren. Dit betekent dat je de kabel moet strippen van de ST50 en ST60+ en die op elkaar moet aansluiten (rood op rood, screen/zwart op zwart en Geel op Geel) op de bestaande bekabeling.
Dat kan met solderen, maar dan is het uitwisselen van instrumenten lastig, of met kabelschoentjes AMP, of met kabelschoentjes en in een kroonsteen.
Of de dure oplossing (zolang ze nog leverbaar zijn) bestel de verloopstekker. Let er wel op dat je de juiste bestelt, er is een male en een female connector. Je kan dan direct vanuit de Raymarine ST60+ doorlussen naar een Autohelm ST50 instrument. Als de afstand te groot is, koop er dan de Power/SeaTalk Junction box bij.
Waarschijnlijk is de temperatuursensor van de snelheid gever defect, hierdoor wordt ook de snelheid niet meer uitgelezen. De temperatuursensor zit namelijk ook in de snelheid gever. Of de schuifcontaten op de achterkant van het instrument zijn vuil, maak die eerst schoon en probeer het opnieuw.
Het Raymarine ST60+ Plus snelheid instrument controleert namelijk of de snelheid transducer is aangesloten, en gebruikt hiervoor de temperatuursensor als controle. Dus als de temperatuursensor defect is, dan ‘ziet’de Raymarine ST60+ Diepteinstrument geen transducer en stopt met gegevens te verwerken.
Om te testen of de temperatuursensor defect is (of een tijdelijke oplossing) kan er een weerstand van 10 kilo-Ohm op de aansluitingen voor de temperatuur achterop het instrument worden gezet. Deze aansluitingen zijn bruin en wit, of geel en blauw, afhankelijk van het bouwjaar. De polariteit is (natuulijk) niet belangrijk.
Om het mooi te doen kan je een rode AMP schuifstekers op de pootjes van de weerstand knijpen. Nu kan je netjes de AMP schuifstekers achter op het instrument schuiven.
De signaaladers (met schuifcontacten) moeten van het instrument af worden gehaald (en komen er niet meer op)
Dan kan er op de vrije connectoren op de achterkant van het instrument een weerstand worden gezet met de schuifconnectoren vast geknepen op de weerstand-einden.
(hiernaast overigens de achterkant van een ST60 diepte)
Testen van de Ramarine ST60 snelheidgever
De temperatuursensor is een thermistor als opnemer. De impedantie van een thermistor zal veranderen als de temperatuur verandert. Het is helaas niet mogelijk om de thermistor direct te testen.
Raymarine heeft een netwerk ontwikkeld om instrumenten gegevens met elkaar uit te wisselen. Hieronder een uitleg van het nieuwe Raymarine SeaTalkNG netwerk. Het oude netwerksysteem heet SeaTalk maar dat is niet snel genoeg voor de huidige dataoverdracht. Om meer data te versturen is er gekozen voor een (CAN) bus/NMEA2000 systeem dat ook gebuikt wordt in de industrie.
Het NMEA2000 systeem wordt al langere tijd gebruikt bij andere merken en heet DeviceNet. DeviceNet heeft een standaard connector met een wartel en zijn waterdicht.
Om ervoor te zorgen dat oude instrumenten nog gebruik kunnen maken van deze bekabeling heeft Raymarine besloten om 1 extra signaalader (dat is dus het oude SeaTalk) toe te voegen in de kabel. Dit is het SeaTalkNG-netwerk geworden. DeviceNet heeft 5 pinnen en STNG heeft 6 pinnen. Hierdoor hebben Raymarine zijn eigen connectoren met 1 extra pin, dit is de spurkabel.
Blokschema van het Raymarine SeaTalkNG netwerk
In dit plaatje is te zien hoe het Raymarine SeaTalk Next generation is opgebouwd.
Eigenlijk is het heel simpel, alles draait om de zogenaamde backbone. Dit is de kabel die de langste afstanden moet overbruggen. Alle apparaten worden op deze bus aangesloten met een spurkabel.
Alles kan aangesloten worden op deze databus. Bijvoorbeeld oude SeaTalk instrumenten (ST40, ST50, ST60) met een converter, nieuwe instrumenten zoals Axiom ST60+ serie, fishfinders, plotters A-serie C-serie E-serie, Radar, motorgegevens, etc.
Regels vanuit Raymarine die je moet handhaven
Er moeten 2 Terminators op het einde van het netwerk zitten
Een aantal stuurcomputers hebben de mogelijkheid om 12V op het STNG netwerk te zetten, zoals de ACU200 (de ACU100 kan dat niet)
Als de afstand van het begin van het netwerk tot aan het eind te lang wordt, dan kan het zijn dat er te weinig vermogen over is voor de GPS antenne aan het eind. Je kan dan aan het eind nog een keer 12V injecteren, of je zorgt er voor dat de 12V in het midden van het netwerk wordt aangesloten.
Om nieuwe instrumenten aan te sluiten op het Raymarine SeaTalkNG zijn er alleen maar t-stukken nodig en de zo genoemde spurkabels. Er zijn ook spur-aftakblokken van 5 aansluitingen. Dit is de STNG 5-weg connector en heeft 2x backbone en 3x spur aansluiting. Deze heeft bestelnummer en prijs: A06064.
Radarbeeld
Het radarbeeld gaat NIET over het STNG-netwerk. Dit gaat over het Raymarine SeaTalkHS netwerk. HS staat voor High Speed. Dit heet ook Raynert, dit is een UTP netwerk.
Voedingen van het netwerk
De voeding voor het datanetwerk komt of van de stuurautomaat (Raymarine SPX) of via een voedingskabel die op de backbone wordt aangesloten. Echt heel simpel allemaal. Vergeet niet de schakelaar op de stuurcomputer op POWER SEATALK te zetten.
Als er genoeg schakelaars zijn, dan zou ik de stuurautomaat en de instrumenten apart voeden. Stel dat de stuurautomaat defect raakt, dan heb je nog steeds de gegevens op werkende instrumenten. En de plotter! Als het even kan moet de voeding in het midden van de gebruikers zitten. Zie plaatje hieronder.
Voorwerk bij het installeren
Zorg er voor dat de backbone langs alle gevers, stuurautomaat en instrumenten loopt, denk daar eerst even over na. Simpel gezegd, laat de backbone het meeste werk doen, en tak pas af bij een zo kort mogelijke SPUR.
Verschil in Spur en Backbone
De kabels kunnen niet verkeerd aangesloten worden. De Spurkabels zijn zwart met wit gestreept en de Backbonekabel is blauw. Ook kan je het verschil zien aan het aantal aansluitingen. De spur heeft 6 aansluitingen en de backbone heeft 5.
Hier een link naar een overzicht van alle kabels, verlopen, connectoren:
https://www.raymarine-shop.nl/producten/netwerk-bekabeling/netwerk-seatalkng/
De backbone is de drager van het netwerk en kan grote afstanden overbruggen. Je kan het zo zien je legt van voor naar achter een backbone en takt hem af voor de gevers, plotters etc. Dat kan met een t-stuk zoals hieronder wordt uitgelegd. De maximale lengte per kabel is 20 meter, deze kan je verlengen.
Er is 1 regel die in acht moet worden gehouden, dat is dat er een terminator aan het eind van de backbone moet worden aangesloten… Altijd. Deze Raymarine STNG Terminator heeft bestelnummer en prijs: A06031
T-Stuk, 5-weg blok SeaTalkNG
Om het STNG netwerk te kunnen aftakken naar een dieptegever kan je een T-stuk gebruiken. Heb je meer aansluitingen nodig, dan kan je een 5-wegblok gebruiken. Er zijn ook kits met voeding, 5-weg en kabels
De Raymarine Inline converter SeaTalk naar SeaTalk NG heeft bestelnummer en prijs: E22158
Wat doet de Raymarine Inline converter SeaTalk naar SeaTalk NG
Deze Raymarine Inline converter SeaTalk naar SeaTalk NG is er voor gemaakt om instrumenten die de oude SeaTalk (ook wel SeaTalk 1 genoemd) taal gebruiken kunnen communiceren met de instrumenten die de nieuwe SeaTalkNG taal hebben.
Let er op dat de Raymarine stuurrautomaat ook SeaTalk aansluiting heeft en een SeaTalkNG. Het is niet zo dat de Raymarine SPX stuurcomputer deze twee netwerken combineerd! Klik hier voor een uitleg SPX aansluiten.
De converter kit bevat alle benodigde componenten voor de interface met SeaTalk:
NMEA0183: De R52131 kan NMEA0183 verzenden naar een marifoon (of a-serie). Je hebt dan deze kabel nodig: Raymarine STNG naar NMEA0183, 2 meter | A06071. Het is of STNG of NMEA0183. De R52131 is geen NMEA bridge, hij stuurt alleen NMEA naar een apparaat.
Wat zit er in de doos van de Inline converter SeaTalk naar SeaTalk
Raymarine Raystar 125+ SDGPS
Er is ook een set beschikbaar met een GPS die direct als spur op het netwerk zet. Hierbij wordt ook een Raymarine SeaTalk to SeaTalk NG Converter Kit geleverd.
Deze Raymarine Raystar 125+ SDGPS kit is niet meer in productie en niet meer leverbaar bestelnummer: E32119
Interessant? heb je er wat aan? Deel het op Facebook met de button hieronder, of zet de link op jouw favoriete forum.
Bij het vervangen van een oudere SeaTalk GPS-sensor met een nieuwe RayStar 125 GPS WAAS antenne, moet de juiste verbinding worden gemaakt met nieuwe kleuren. Dit geldt ook voor de Raymarine RayStar 125 GPS. Deze is echter niet meer leverbaar.
De vervanger is de Raymarine Raystar 130 GPS antenne: E32152
Let er op: de RayStar125 is SeaTalk/NMEA en de RayStar130 is SeaTalk Next Generation.
RayStar 125 aansluiten op de SeaTalk bus:
De rode en groene draad uit de RayStar 125 GPS/WAAS antenne moeten samen worden gevoegd, deze gaan naar de plus van de SeaTalk bus. Als de groende draad aan de plus wordt gehangen staat de Raymarine in SeaTalk mode en komt de data op de gele draad. De afschermin van de kabel moet naar de massa.
Dit diagram geeft de kleuren combinatie met externe voeding. De externe voeding kan achterwege worden gelaten als er al een voeding op het instrument is. Als er geen RTCM wordt gebruikt moet deze draad aan de massa worden gelegd.
RayStar 125 aansluiten op NMEA bus:
Voor gebruik van NMEA is onderstaande schema te gebruiken. Doordat de bruine en groene draad aan de massa is gekoppeld, komt er uit de gele draad NMEA zinnen. Deze kan aan een NMEA instrument worden verbonden, of aan een PC worden gekoppeld. De losse kabel naar een PC heeft bestelnummer en prijs: E86001
RayStar 125 aansluiten op een C of E serie:
Voor gebruik op een Raymarine C-serie plotter of op een Raymarine E-serie plotter is onderstaande schema te gebruiken.
Raymarine C-serie plotter is een kabel te gebruiken met productnummer: R08050
Plaats de GPS antenne met een vrij zicht naar boven
Plaats de GPS antenne op een paal (niet te hoog ivm slingeren van het schip)
Plaats de GPS antenne op de railing op de spiegel, en boor de kabel door de buis
Plaats de GPS antenne vlak (flush mount) op het dek/gangboord waar niet of nauwelijks wordt gelopen (kabels zijn ideaal weg te werken)
Plaats de GPS antenne op de radarbeugel van een motorschip
Let er op dat de GPS antenne minimaal 1 meter van de VHF antenne wordt geplaatst!
Let er op dat de GPS niet in de top van de mast wordt geplaatst dit ivm het enorme slingeren van de GPS antenne, dit geeft echt een onwerkelijke GPS positie
Plaats de Antenne niet in een radar straal
Interessant? heb je er wat aan? Deel het op Facebook met de button hieronder, of zet de link op jouw favoriete forum.